‘Zoals u dan Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen, wandelt in Hem’ (Kol.2: 6). Regelmatig zie ik ze gaan. Mensen die een rondje Graafstroom wandelen. Een goede gewoonte! Veel mensen komen er niet aan toe. We worden door zoveel dingen in beslag genomen, dat zoiets als wandelen erbij inschiet. Onze kinderen gaan al op de fiets naar school. Een brommer of auto zorgt ervoor dat we snel ergens zijn. In de Bijbel zien we dat ons leven omschreven wordt als een wandelen. Diep in het OT wordt al van Henoch gezegd dat hij ‘wandelde met God’. Tot Abraham zegt God: ‘wandel voor Mijn aangezicht’. In het NT komen we vermaningen tegen als: ‘wandelen naar de Geest’, of ‘wandelen in nieuwheid van leven’. In Kol. 2: 6 wordt gesproken over ‘wandelen in de Heere’. Wat is karakteristiek voor wandelen? Bij wandelen hoort rust. Bij wandelen zien we wat. Bij wandelen is het net of de dingen naar je toe komen. Die vorstelijke eik daar in de verte mag even je aandacht trekken. De klaprozen in de wegberm en die kleine meerkoetjes, je ziet ze opeens. Daarom is wandelen iets anders dan lopen. Bij lopen gaat het om ergens te komen. Bij wandelen gaat het om ergens te zijn. Het lopen dient om een doel te bereiken. Het wandelen heeft een doel in zichzelf. Dat Henoch wandelde met God, betekent niets anders dan dat hij samen met God alles wat hij tegenkwam bezag. Dat Abraham moet wandelen voor Gods aangezicht, betekent dat hij zicht moest houden op Gods gezicht. Dat wij moeten wandelen in geloof, houdt in dat wij ons oog moeten richten op de dingen die God heeft beloofd. Dat wij moeten wandelen in nieuwheid van leven, betekent niets anders dan dat wij de rust moeten nemen om stil te staan bij het leven met de Heere. Weet u, we kunnen ook wandelen in het ‘vlees’. Dat betekent dat we alleen maar oog hebben voor ons eigen ‘ik’. Nee, wie wandelt in de Heere, neemt de tijd en heeft de tijd om bezig te zijn met de dingen van ‘Boven’. Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad