“Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven” (Joh.19:22).
Onze punten zijn:
- Hoe Pilatus het zegt.
- Hoe God het bedoelt.
- Hoe wij er door worden vertroost.
Het is waar, dat er een grote macht in het geschreven woord is. Wij stellen meer dan in wat er van ons wordt gezegd, belang in wat er van ons wordt geschreven. Een diploma lijsten we in. En een geboortekaartje wordt door ons gekoesterd. De Heere Jezus hangt aan het kruis. Wij zien het plankje waarop Zijn beschuldiging staat: “Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden”. Dat is waar Hij om wordt gekruisigd. Iemand denkt: “God, U zou vuur uit de hemel moeten laten komen om hen die zo spotten te verdelgen.” Maar stil; spreek zo niet. De Heere Jezus deed weliswaar geen zonde. Maar de zonden van Gods kinderen werden op Hem gelegd. Zo moest Hij boeten; voor andermans schuld. Maar het is wel hevig spottend, dat dat er zo staat. Want dat spot ook met de Heere Jezus zelf wel, maar dat spot vooral met de Joden, die de Heere Jezus bij Pilatus hadden gebracht. Zij hadden hem in het nauw gedreven. Zij chanteerden hem. “Als u Hem niet veroordeelt, bent u de vriend van de keizer niet meer.” En zijn troon schudde. En toen werd het: “Ik of Jezus.” En Jezus viel af. En hoe valt de keuze van u en van mij? Nu wordt u erg verdrietig, denk ik. Want wij willen niet van onze hoge post af. Liever willen wij een vriend zijn van de macht en van de meerderheid dan van Jezus. Maar nu laat men een delegatie aan het paleis vragen: “Schrijf niet; De Koning de Joden; maar dat Hij dat alleen maar zo heeft gezegd.” Maar dan doet Pilatus dapper over wat alleen maar zijn lafhartigheid was. “Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.” D.w.z.: “Zoals het er staat, blijft het staan!” Is dat ook niet een spiegel voor ons? Als we in onze heetgebakerdheid veel te grote dingen zeggen; en wanneer we niet echt dapper en principieel, maar alleen maar eigenwijs zijn?!
Een van de vele dubbele-bodemteksten van Johannes is dit. Deze dubbele-bodemteksten zijn geen teksten die wat anders zeggen dan ze zeggen. Maar het zijn wel teksten die hetzelfde nog een keer zeggen, maar dan op een dieper niveau. Uiteindelijk zegt niet Pilatus wat we hier lezen, maar zegt God dat: “Wat Ik geschreven heb, heb Ik geschreven. U kunt er staat op maken. Bij Mij geldt wat bij de mensen gemeenlijk niet geldt: Beloofd is beloofd!” Als wij zoiets zeggen als: “Dat blijft wat het is”, of: “Daar kom je niet aan”, is dat meestal grootspraak. En je hebt er later dikwijls spijt van, omdat zo`n heel groot woord zich vaak tegen je keert. Want je kunt het niet waar maken. Of men “pakt” je er op. Maar als God zoiets zegt, drukt Hij daarin Zijn betrouwbaarheid uit. Want wat heeft Hij geschreven? Het Evangelie heeft Hij geschreven op de manier van dat spotschrift boven die doodbloedende Man. O, het is wel heel ontluisterend, dat de Zoon van God, die zich met het licht als met een kleed bedekte, nu bespot wordt en vernederd. Maar nu zegt de Vader: “Hij is toch de Koning, die Zijn volk van de vloek van de zonde verlost.” U denkt: “Wat zie je in Hem?” Maar Hij is het die toch alle macht heeft. Zijn glorie straalt door Zijn vernedering heen. Hij is de Koning van dat rijk waarin de nederigen worden verhoogd.
Bij ons is er veel wat wisselt en wankelt. Bij ons staat er heel veel niet vast. Maar bij God geldt: “Beloofd is beloofd!” En de Doop is het waarteken daarvan. Die is van Gods liefde het garantiebewijs. Dan zeggen wij het Paulus na: “Houdt het daarvoor, dat u wel voor de zonde dood bent, maar voor God levende bent door de Heere Jezus Christus”(Rom.6:11). En dat is zoiets als: “Houdt het er op. En reken er mee.” Want God geeft het ons zelf te geloven. Het kan in mijn leven wel eens heel erg moeilijk worden. Maar dan mag ik denken: “Wat heeft God gedaan, toen ik nog een kind was, toen Hij beval mij te dopen?”
En daar vind ik vrede en zekerheid in. En ik ben van alle vuil gereinigd. De Heere is toch niet een Man, die van leugens kan worden beticht?! Zou Hij iets zeggen en het niet doen?! En als deze God van mijn Doop voor mij is, wie zal er dan tegen mij zijn?! Maar acht Christus` bloed niet onrein. Houd God voor een Man van Zijn woord. En dan is het, als het goed is, zo, dat op Gods grote “Ja” ons kleine “Ja” volgt. En dat wij met ijver Christus dienen. Want wij eren God het meest door te geloven. Nu is het leven steeds nog een strijd. En een sterven iedere dag. Maar eens hebben wij heel het sterven achter de rug. Dan worden wij tot hoger heerlijkheid bevorderd. Eeuwig Pasen zal het dan zijn. En het is intussen onze hoop en troost en sterke pleitgrond, dat de trouwe God er niet over peinst om Zijn woord niet te doen. “`t Is trouw al wat Hij ooit beval.; Het staat op recht en waarheid pal, Als op onwrikb`re steunpilaren; Hij is het, die verlossing zond, Aan al Zijn volk; Hij zal `t verbond, Met hen in eeuwigheid bewaren” (Ps.111:5; berijmd).
Brandwijk
J.A.H. Jongkind