Huisbezoek
Het huisbezoek is niet een zitting waarop onze eventuele wensen en klachten worden geïnventariseerd. Wat is het dan wel? Het is het vragen vanwege de kerk en vooral vanwege de God van de kerk naar haar leden. Het is kijken hoe de plantjes erbij staan. Het is letten op wie achter dreigt te raken. Het is tegelijk een pastoraal contactmoment, waarbij de ambtsdragers meeleven tonen met vreugde en verdriet van gemeenteleden. Alle pastorale vragen die te maken hebben met het geloofsleven en het gewone leven kunnen ter sprake komen. De vorm is die van het gesprek en niet van een preek of toespraak. Het huisbezoek drukt de zorg uit voor geloof en leven van de gemeenteleden. Het is dus binnenkerkelijk gericht. En het is ook, als de leden van de kerk zich als zodanig niet gedragen en hun Meester in diskrediet wordt gebracht, ze aan spreken. Maar wel in de liefde! Dan is het met een ouderling in de gemeente net als met en vader in zijn gezin: als hij zijn zoon terecht moet wijzen, doet het hem meer zeer dan die zoon. Ik hoop, ook in een tijd waarin we vinden, dat het gezag zich “waar maken” moet en men algauw geneigd is te zeggen: “Iedereen moet maar geloven op zijn eigen manier”, de ambtsdragers als gezondenen van de Heere Jezus worden erkend en dat wij ons hun raad en goede leer laten welgevallen. Laat tijdens de huisbezoeken Christus aan het woord komen, die zo vriendelijk ons de weg wijst. En wat is het goed, als het daarop uitloopt, dat we samen het mooiste woord spreken, dat een mens op aarde ooit kan zeggen: “Wees mij genadig.” En dat God dan het mooiste woord spreekt dat van de hemel ooit kan worden gezegd: “Kind, uw zonden zijn u vergeven” (vgl. Markus 2:5).