(N.a.v. Zondag 39 van de Heidelberger Catechismus)
De verdeling van de stof is als volgt:
- De eis van God
- De genade van Jezus Christus
- De zegen voor de mensen
1. God stelt zijn eis. Als wij deze zondag lezen, is het wel in één oogopslag duidelijk, dat het hier vooral over de gehoorzaamheid gaat. En dat we ons moeten voegen naar de goede leer van onze ouders en naar hun gezag. “Hun goede leer”; wat wordt daarmee bedoeld? Daar wordt meer mee bedoeld dan dat je met twee woorden moet spreken en dan dat je zuinig op je spullen moet zijn. Daar wordt mee bedoeld alles wat je ouders je van God en van zijn Woord en van zijn liefde zeggen. Ouders, ouderen, wat komt dit op ons aan! Levenswijsheid en ook goede raad is nog niet de goede leer van de Schrift. Luther zegt: “Men zoekt een erfgoed of plezier voor de kinderen, maar veronachtzaamt Gods dienst.” Maar dat is geen goede leer. En bedenkt: “De ware ouders zijn wel liefdevol, maar niet toegevend of slap. Want verwende kinderen worden dikwijls met de meeste moeite bekeerd.” De goede leer is de geestelijke discipline, waardoor aan de kinderen liefde tot Gods huis en tot Gods woord bijgebracht wordt. Als de ouders aan de kinderen die goede leer zouden geven; en de kinderen zouden er naar leven; o, wat zou dan ons gezin en onze samenleving een gezegend koninkrijk zijn! Maar de zonde is gekomen. En in het gezin is de vader geen koning en de moeder geen koningin meer. Omdat God er geen Koning meer is. Dat is een droevig oordeel. Als de kinderen niet meer in de weg van het voorgeslacht gaan. Nee, in het koninkrijk van het gezin zijn de koningen geen koningen meer. Maar de prinsjes en prinsesjes voeren ook niet die hoge staat meer. Het gezag is niet meer in trek. Wij zijn zelf onze wet. Dat vinden we toch?! Wij dachten hogerop te kunnen komen. Maar de eerste vader van de mensen stortte in de afgrond. En hij sleurde heel zijn nageslacht mee. Ach, gezagsgetrouwheid is niet onze natuur. Maar wij hebben een opstandige natuur. Want wij hebben Adams natuur. Maar die revolutiegeest moet worden beteugeld. Wij moeten de gehoorzaamheid leren al vanaf de wieg. Van een vrije opvoeding is de bijbel geen propagandist. Wij moet onder God worden gebracht. Een heel leven lang.
2. Wij moeten maar niet naar God gaan en zeggen, dat wij ons best nog zo`n beetje hebben gedaan. Maar wij moeten met onze schuld en om genade naar de Heere toegaan. Daar is maar één weg. De weg van de Heere Jezus, die hier op aarde de wil van zijn Vader kwam doen. Van de Heere Jezus staat geschreven, dat Hij zijn aardse vader en moeder is onderdanig geweest. Hij is ook de hoge overheid van de keizer onderdanig geweest. Hij heeft ook belasting betaald. Dat zijn schijnbaar kleine dingen. Maar die komen in de bijbel echt niet alleen maar als bladvulling voor. En Hij is ook in de kerkelijke dingen gehoorzaam geweest. IJverig ging Hij naar de synagoge en tot de tempeldienst op. Maakt dat ons niet klein? Ja, ik hoop, dat het ons klein maakt. En dat wij gaan zeggen: “O gewillige Zoon van de Vader; U heeft niets dan de eer van Uw Vader gezocht. En U heeft voor mij dat gedaan.” Maar Hij heeft nog meer gedaan. Hij droeg ook de straf. Om met deze zondag te spreken: “Hij onderwierp zich van harte, d.w.z. met een behoorlijke onderwerping, aan de straf Gods.” Vrijwillig was Hij gehoorzaam tot in de dood. Heel de prijs voor de zonde en de ongehoorzaamheid heeft Hij betaald. Weet u het? Voor de treurenden over hun schuld en ongehoorzaamheid heeft Hij alle straf gedragen.
3. Wanneer wij geloven, wordt het ons een lust om ook dit gebod met ijver te doen. Wij eren onze ouders en grootouders en overheden. En wij geven acht op hun raad. En wij hebben ze hoog. We hebben ook de predikant en de ouderling hoog. En op school de leraar. En op de universiteit de professor. En op straat de agent. Niet, omdat ze geen fouten maken; maar omdat ze Gods zaakgelastigden en vertegenwoordigers zijn. En wat rijk, als de ouders en de overheidspersonen en de onderwijzers en de ambtsdragers van de kerk werkelijke voorgangers zijn! De orde is vaak ver te zoeken. In het gezin en de in de maatschappij. Ja, waar niet?! Maar in de zonde-staat van de revolutie laat God horen, dat er vrede is door het bloed van het kruis. De vredesonderhandelingen zijn gaande. Christus bidt voor ons in de troon. En die onderhandelingen hebben alle kans van slagen. Want op Golgotha is de grondslag van de vrede gelegd. Daar kwam het tot een principeakkoord. Geloven wij dat? Dezelfde die God voor het voorgeslacht was, wil Hij ook voor het nageslacht zijn. En dan klinkt het zo teer: “Eert uw vader en uw moeder, opdat het u welga en gij lang leeft.”
Brandwijk, J.A.H. Jongkind