Ga naar de inhoud

Ten slotte

Dit schrijvende bevinden we ons op een boerencampinkje op de Veluwe. Je kunt hier heerlijk fietsen en genieten van de mooie omgeving. De oplettende voorbijganger ziet onder menig overstek van de schitterende oude boerderijtjes een bolletje opgedroogde modder: zwaluwnesten. De tijd dat deze ranke vogeltjes in en uit vlogen is nu voorbij, maar we kunnen het ons nog goed voor de geest halen. Toen we langs zo’n boerderijtje fietsten, moest ik aan Psalm 84 denken, de voorzang van zondagmorgen. De dichter van Psalm 84 staat op het tempelplein en ziet in nissen en spleten de nesten van mussen en, als het ware tegen de tempelmuren aangekleefd, de nesten van zwaluwen. De vogeltjes hebben gezocht naar een geschikte plek en dagenlang zijn ze af- en aangevlogen om het bouwmateriaal te verzamelen. En nadat de nesten voltooid waren, zijn ze tot rust gekomen. In dat beeld herkent de dichter zijn eigen leven. Op dezelfde manier heeft hij rust gevonden toen hij de voorhoven van het heiligdom mocht binnengaan. Herkent u dat als u zondags onder het Woord zit? In de voorhof stond het brandofferaltaar als symbool van Gods brandende toorn over de zonde. Maar in datzelfde vuur werd ook het offerdier verbrand. Het offerdier waarop de pelgrim in geloof en overgave zijn handen heeft mogen leggen, vertrouwende dat God zijn zonden niet meer zou gedenken. Dat gaf hoop en vertrouwen. En als zelfs een mus en zwaluw een nest vinden bij Gods altaren, zou er dan voor een rusteloze pelgrim of Brandwijker geen rust te vinden zijn bij het altaar, in de dienst van de verzoening? En dat omwille van Hem Die nergens rust vond. Die sprak: de vossen hebben holen en de vogels in de lucht hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd neer kan leggen. Dat geeft de pelgrim en ook ons moed en rust. Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad