Ga naar de inhoud

Ten slotte

In Italië stond lang geleden een toren – een toren met een klok erin. Die was neergezet door de koning. Die klok heette ‘de klok van gerechtigheid’. De koning had gezegd: iedereen die onrecht is aangedaan, mag de klok luiden en daarmee de magistraat van de stad oproepen om zijn zaak te onderzoeken. In de loop van de tijd was het onderste deel van het touw weggerot en dat werd vervangen door een stuk van een wilde wijnstok. Op een dag liep een erg mager paard de toren binnen en begon aan het stuk van die wijnstok te knagen. Gevolg was dat de bel begon te luiden. Toen de magistraat bij de toren kwam, zag hij het oude, verwaarloosde paard. Hij zei niet: het is maar een paard. Nee, hij zei: Het paard heeft gebeld, hem moet recht gedaan worden. De magistraat en zijn helpers achterhaalden de eigenaar van het paard en deze kreeg de opdracht om voortaan ervoor te zorgen dat het paard voldoende voedsel, drinken en onderdak kreeg. De Heere, de grote Koning, heeft in onze wereld ook torens, gebedshuizen met klokken neergezet. Iedereen, dus ook de meest onkundige, onbetekenende, zondige mens, mag de bel luiden; en als je de bel in geloof en met verwachting luidt, zal de Koning horen. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden. Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad