‘k Stel mijn vertrouwen… Het speelde zich af in New York. Met grote letters stond het op de affiches: Man loopt op 40 m. hoogte over een stalen kabel van de ene flat naar de andere. Toen de dag was aangebroken, stroomden de mensen toe. Dat wilden ze wel eens zien. De speaker bij de geluidswagen dreef de spanning wat op. Zou hij het halen? Op de aangegeven tijd verscheen de man op de bovenste verdieping van de flat. Alle ogen waren naar boven gericht. Voetje voor voetje schoof de man over de kabel, zonder touw, zonder net. Ieder hield de adem in. Na acht minuten was de afstand overbrugd. Het was gelukt. Er volgde een luid applaus. De speaker nam weer het woord: Dames en heren, luister, hij loopt nu weer terug met … een kruiwagen. Het gonsde door de rijen. Dat kan nooit! En vervolgde de speaker: Wie biedt zich aan om in die kruiwagen te gaan zitten? Het werd stil. De mensen keken elkaar aan. Geen vinger ging omhoog. ‘Ik’, riep opeens een kinderstem. En voor de mensen er erg in hadden rende een jongetje naar de ingang van de flat en verdween. Vijf minuten later verscheen er een kruiwagenwiel, al gauw de hele kruiwagen met daar achter de man. De handjes van het jongetje lagen op de rand van de kruiwagen. Het werd adembenemend stil. In angstige spanning keek iedereen omhoog. Stel dat…. Het ging langzaam, maar na tien minuten waren ze aan de overkant. Het was gelukt. Opgelucht haalde men weer adem. Het jongetje kwam naar beneden. De speaker ging naar hem toe. Hoe bestaat het dat jij dit durft? Je vertrouwt je leven toe aan een wildvreemde man. Die man, zei het jongetje zachtjes, die man… is mijn vader. Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad