Onlangs las ik in het boekje ‘In Zijn spoor’ van ds. H.J. van der Veen het volgende verhaal. Evangelist George Muller (1805-1898) was een man van gebed, een man die wonderen zag, en een vader van duizenden wezen. Hij richtte meerdere weeshuizen op. Op een morgen was er in één van de huizen niets te eten: geen ontbijt, geen brood, geen melk. Alles was op en er was ook geen geld meer. De kinderen werd gezegd aan tafel te gaan, net als elke morgen om zeven uur en George Muller ging voor in dankgebed. Hij dankte de Heere dat er brood genoeg was, alleen nog niet op de borden die voor hen stonden. Hij dankte de Heere dat er melk genoeg was in het land, alleen nog niet in de bekers op hun tafel. Terwijl hij uitgebreid had gedankt voor de voorzieningen van de Heere voor de dag die net was begonnen, werd er op de deur geklopt. Een grote kar met manden vol brood stond voor de deur en of de kinderen even konden helpen met uitladen. Juist toen iedereen rijkelijk van brood was voorzien, stopte er een grote melkwagen voor de deur. De wagen was kapot, er was een wiel afgelopen, en de melkboer moest direct van zijn melk af want het zou niet de hele dag goed blijven. Alle kinderen en bewoners kregen genoeg te drinken. ‘Een nieuwe dag onder de voorzienigheid van onze liefdevolle hemelse Vader kan beginnen’, zei George Muller tegen de kinderen. Vertrouwen wij erop, net als George Muller, dat God in onze behoeften voorziet of verwachten wij minder van het gebed? Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis, De kerkenraad