(n.a.v. Zondag 11 van de Heidelberger).
De punten zijn
- Deze Naam is door de Vader geopenbaard
- Deze Naam is door de Zoon aanvaard
- Deze Naam wordt door de Heilige Geest ons verklaard
1. Wie mogen het zeggen hoe en kind heet? Ja, degenen van wie het kind is. Meestal zijn dat de vader en de moeder. Die bedenken de naam van hun kind. En zij leggen daar de liefde van hun hart in. En zo is het bij de geboorte van het Kindeke van Bethlehem met God, de Vader. Het is Zijn Kind. Hij had het recht om Het een Naam te geven. En daar ligt de liefde in van Zijn hart. Voor velen is het Kerstkind een onbekend Kind. Voor veler gevoel is er een N.N. geboren. Nomen Nescio: ‘Ik weet niet de Naam.’ En dat onbekende Kind staat dan voor ‘liefde’ of ‘geborgenheid’ of voor een van onze andere mooie idealen. Maar dat Kind heeft een Naam. Het heet ‘Zaligmaker van de zonden.’ En het hele reddende werk van God in de wereld is daarin samengevat. Jehosuah of Jozua (zoals wij het meestal zeggen) of het N.T.’ische Jezus betekent: ‘De Heere redt. Hij helpt en verlost.’ Jehosuah; zo kon elke Joodse jongen heten. Deze naam was in Israël zo gewoon als bij ons de naam Jan of Kees. Maar het was wel een naam met een belofte. Want die naam had een verwijzende functie. Die naam wees naar de Heere, daarboven, die redt. En dat was de grootheid van die naam, maar dat was ook de zwakheid ervan. De drager van die naam was zelf niet de Redder. Maar die naam vertelde van God, die alleen redden kan. Maar met Jezus Christus is de ware Redder in de wereld gebracht. Hij kan zeggen, zonder vreselijk te spotten: ‘Ik ben zelf de Heere, die redt. Ik ben de Redder in eigen persoon.’
2. Toen de Vader tegen de Zoon zei: ‘Nu moet U gaan’, is de Zoon met liefde gehoorzaam geweest. U en ik zijn, door de duisternis misleid en door de zonde bedrogen, te water geraakt. Maar de Heere Jezus is ons nagesprongen. Hij is de Heere, die redt. En zo mogen wij met recht wel zeggen, dat die Naam zijn eigen naam is. In de dubbele zin van het woord. Zijn eigennaam. En Zijn eigen naam. Hij verwees met die Naam niet zozeer naar een Ander, als wel naar zichzelf. Hij is Jezus van Naam En Hij is Jezus van daad. En Hij is wat Hij heet. En Hij doet wat Hij zegt. Wij heten dikwijls mooier dan dat wij zijn. De een heet Frederik, naar het rijk van Gods vrede. En de ander heet Naomie, ‘De liefelijke’. Maar dat waarborgt niet, dat dat later uit hun levensgang blijkt. Maar de Naam Jezus is een passende Naam. Deze Naam is Hem op het lijf geschreven. Hij is ‘Zaligmaker van de zonden.’ En als u het nu benauwd hebt met uw zonde en u kunt het van uw boze hart niet winnen, maar u smeekt Hem om genade, dan verneemt u deze troost uit Zijn mond: ‘Vader, zie hier is een mens, die het benauwd heeft in de grote verzoeking. Maar Ik heb hem liefgehad met een eeuwige liefde. Wil hem daarom redden en bewaren!’ En dan bidt u niet meer: ‘Heere, laat mij U maar vast mogen houden.’ (Want dat kunnen we niet). Maar u bidt: ‘Heere, houdt U mij vast!’ Want dat is het geloof.
3. De Naam Jezus is een allerheerlijkste Naam. Maar het is ook een moeilijke Naam. Want die Naam betekent: ‘Zaligmaker van de zonden.’ En herinnert ons dus aan ons kwaad. Is de zonde niet een open wond, een lelijk abces?! En als dat blijft zitten, sterft u er aan. En nu is de Naam Jezus niet een pleister op de wond, maar hij zet het mes in die wond. Die Naam is een ontdekkende Naam. Die Naam is een felle aanklacht. Want we hebben naar God niet geluisterd, maar we zijn een andere kant op gegaan. En wij willen zelfs niet weten, dat wij een Zaligmaker nodig hebben tot ons behoud. Als wij onszelf nog zo’n beetje weten te redden, is de Naam Jezus een aanstootgevende Naam. En dat ‘valt’ niet ‘wel mee’. Want wij redden het van nature altijd graag zelf. IJverige leden zijn wij van de vereniging, die heet ‘Eigen hulp’. En geen mens zegt er graag: ‘Dank u wel.’ Maar voor moedelozen is die Naam goed. En die Naam is de redding van de hardste en de ergste zondaar. Wij kregen geen last van de zonde. Maar God kreeg er last van. En toen zond Hij Zijn Zoon. Zijn Zoon met die Naam. Als er ook maar iets van ons is waar wij mee denken zalig te kunnen worden, vergissen wij ons. Onze deugd schiet tekort. En ook onze ijver en ons gebed schiet tekort. En ook onze trouw en het doen van de geboden. Waag het er daarom a.u.b. in Gods oordeel niet mee. Want wij komen er niet daarmee, maar alleen maar met de Heere Jezus Christus. De Heere Jezus is of helemaal onze Zaligmaker, of Hij is het helemaal niet. Je kunt geen twee meisje hebben en ook geen twee zaligmakers. En wie gezegend wil worden, moet met zichzelf overboord. Maar gezegend, als wij Hem zo roemen: ‘Deze ellendige riep; en Hij heeft mij verhoord!’ (Ps.34:7).
Brandwijk J.A.H. Jongkind