(Preek en liturgie van de dienst ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van Ds Jongkind)
Door P.J. Bos
Geliefde gemeente, mevrouw en ds Jongkind,
Met dankbaarheid, sta ik vanmiddag op deze preekstoel. Het is vijf en twintig jaar geleden, dat ik u, ds Jongkind mocht bevestigen als predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk en als predikant van Brandwijk, met de gelijkenis van de talenten. De begeerte van je hart ging in vervulling, om dienaar van het woord van God te worden. Nog herinner ik mij het ontroerende ogenblik, waarop je hier voor de preekstoel neerknielde voor de handoplegging. Op diezelfde datum 13 mei 1979 preekte je voor het eerst als eigen predikant van Brandwijk. Bijna iedere zondag heb je – of hier of elders – het evangelie van Gods genade in Christus, mogen verkondigen. Je hebt samen met je vrouw mogen arbeiden in het Koninkrijk van God, ook in de huizen op de catechisaties, en ook in de verbanden van classis en ring. Het waren goede jaren, die door God rijk werden gezegend, ook in je persoonlijk leven. Je bent hier met een lieve vrouw getrouwd, samen hebben jullie drie gezonde kinderen ontvangen. Ook in je ambtelijk leven mag je dankbaar terugzien. Met grote belangstelling heb ik jullie – op een afstand – zowel in je gezinsleven, als bij je ambtelijke arbeid – gevolgd. Er waren ook hier wel eens moeilijke momenten, maar over het geheel genomen waren het 25 goede, en door God gezegende jaren.
Soli Deo gloria.
Alleen aan God de eer.
Met verwondering kijken we terug. En dat mag en dat is op een dag als vandaag een goede zaak. Dankbaar gedenken! Maar we kijken ook voor uit. Dan komt de vraag: Hoe nu verder?
Zelf ben ik er diep van overtuigd dat je je ambtelijke werk niet anders kunt doen, dan met het gebed van Nehemia: “Nu dan, sterk mijn handen”. Vandaar deze tekst.
De profeet Nehemia leeft als een balling aan het Perzische hof. Hij is zelfs schenker van koning Arthaxerces. Eén van de hoogste functies. Van zijn broer Hanani, hoort Nehemia, dat de ballingen, die naar Jeruzalem terugkeerden, in een totaal verwoeste stad leven.
Even later krijgt Nehemia – onverwacht en ongedacht – van Artaxerces verlof, naar Jeruzalem te gaan, om daar mee te helpen de stad weer op te bouwen. En…Nehemia gaat.
Als hij in Jeruzalem aankomt, maakt hij eerst een inspectie tocht langs de stadsmuren. Hij neemt enkele vertrouwde vrienden mee. Het is nacht. Het is onmiddellijk duidelijk dat van de oude glorie van Jeruzalem niets meer over is. Er staan alleen nog wat afgebrokkelde muren tussen de puinhopen. Soms wordt Nehemia in de stilte van de nacht gestoord, door het geluid van vallende stenen. Het werk van de ontbinding gaat door. Nehemia weet waar hij aan toe is. Gaat hij naar Babel terug?? Want… het is toch onbegonnen werk, om hier te gaan bouwen? Neen, als het dag wordt roept Nehemia de priesters en de overheden bij elkaar. “Mannen” – zegt hij – “jullie zien dat Jeruzalem is verwoest en dat de poorten zijn verbrand. Komt laten we samen de muren van Jeruzalem weer opbouwen!”.
Gemeente, zo doet het geloof. Je wordt niet moedeloos, maar je gaat aan het werk! De muren afbeken en met je eigen handen weer opbouwen. En dan is er ook dit korte gebed, dat Nehemia vele keren bidt:
“Nu dan, sterk mijn handen”.
Gemeente, die handen staan in onze tekst centraal. Je moet daarom goed weten wat er aan die handen vastzit. Daar zit – kort en goed – je gehele leven aan vast. Je handen grijpen naar wat je ogen zien en naar wat je hart verlangt. Je handen maken en voeren uit, wat je verstand uitdenkt. Wat grijp je en wat werk je niet met je handen, dag in dag uit. Altijd zijn je handen bezig, totdat… totdat je handen – na al het zwoegen en tobben – gekruist stil liggen op je gestorven lichaam. Het is zinvol, gemeente, om je af te vragen waar je met je handen heen moet. Wat heb ik er mee gedaan, wat ga ik er mee doen. Er zijn ongetwijfeld in het leven van een ieder van ons van die momenten, dat je niet weet, waar je moet beginnen, waar je het eerst of het laatste moet zijn. Maar … dat weet onze tekst precies te zeggen. Je zult je handen vouwen en bidden: “Nu dan, sterk mijn handen”. En…
als je onze tekst meebidt, dat belijd je tegelijk, dat je handen zo vaak slap en zwak zijn. Je kunt met je handen niet alles wat je graag zou willen doen, ook niet het werk waartoe de HERE je roept. Ik weet het zelf maar al te goed, dat willen wij – u, jij en ik – niet zomaar toegeven. Je denkt zo vaak, dat je best jezelf met je handen kunt redden. Je hebt geen versterking nodig. Door het Woord van God en door de Heilige Geest ga je het anders zien. Je wordt er van overtuigd, dat je met je handen bitter weinig kunt, eigenlijk niets. En… met je handen ga je naar je hart. Daar zit de bron van het niet kunnen, de bron van je verkeerd handelen, de bron van je zonden en schuld. Het is alleen de werking én de doorwerking van de Heilige Geest, dat je dat toegeeft en belijdt, dat je berouw krijgt over wat je handen verkeerd deden en nog verkeerd doen. Ja, je wilt het wel beter doen, maar… je handen doen niet anders. Wat zijn dat toch voor handen?? Als je dit beseft, dan leert de Heilige Geest je ook, dat er ándere handen zijn, die het wél kunnen, en… die het je ook willen leren. De Heilige Geest laat je de handen van de Here God zien. Dat zijn twee uitgebreide handen, die je roepen én steeds weer nodigen, handen die je ook beschermen.
Gemeente, zó staat het in het Oude Testament: Gods handen roepen, nodigen en beschermen een zondig volk!
In het Nieuwe Testament zie je ook twee handen van de Here God, anders en toch dezelfde: in Bethlehem, in de kribbe. De Here God breidt Zijn handen naar je uit in Zijn Zoon, die mens wordt om je zwakke handen te sterken en te bekwamen tot je dagelijkse werk. En…op Golgotha zie je de rechtvaardige én barmhartige handen van de Here God. Het zijn – in de eerste plaats – réchtvaardige handen, want… Jezus Christus hangt – naar het recht van God – aan het kruis, dat is een vloekhout. Dat betekent, dat Hij – in onze plaats – de straf en de vloek draagt, de toorn van God over onze zonden wegdraagt. Christus voldoet aan het recht, Hij alleen én volkomen.
Maar … op Golgotha zie je ook bármhartige handen, want Christus hangt daar om onze zonden te verzoenen, om te voldoen, wat wij niet kunnen, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe.
Gemeente, nog eens het geloof in deze Christus, in Zijn doorboorde handen, werkt en versterkt de Heilige Geest in je hart. En dat doet de HERE, door middel van de verkondiging van Zijn Evangelie. Dat heeft ds Jonkind u – vijf en twintig jaar – zondag aan zondag mogen doorgeven! Dat gedenken we vandaag met dankbaarheid!
Gemeente, broeder Jongkind, als je met ogen van het geloof de handen van de HERE ontdekt, dan wíl en zál Hij – in en door Christus Jezus – je handen sterken. Zó heb je in deze gemeente gearbeid, zo kun je verder de toekomst tegen. Bid maar en blijf dat doen,
“Nu dan, sterk mijn handen”
Christus kán dat en Hij dóet dat!!”.
Toen toonde Hij Zijn handen,
En ik zag,
Doorboorde handen,
Zegenend over de aard,
bij Zijn Hemelvaart
Gemeente, familie Jongkind, deze uitgebreide, doorboorde en zegenende handen van de Here Jezus, zijn er nog. Om je van je zonden te reinigen met Zijn bloed, om je te heiligen door Zijn Geest. Maar ook … om je handen, die zwak zijn te sterken en opnieuw toe te rusten tot alle arbeid, waartoe de HERE je roept, – in je gezin, in de gemeente, zondag en door de week, als ambtsdrager en gemeentelid.
Gemeente, deze handen van God in Christus worden over je uitgebreid van je wieg tot je graf, van je doop tot je dood. En… de HERE doet dat, met de bedoeling, dat u, jij en ik je handen zullen leggen in Zijn handen. De HERE wil zo graag, dat je je tot Hem bekeert. De Bijbel zegt het op vele plaatsen, dat Hij geen lust heeft in onze dood, maar alleen daarin, dat we ons bekeren tot Hem.
Bekering, dat is: breken. Als je iemand een hand geeft, dan wordt eerst een hand losgemaakt. Het is genade, als de HERE je handen losmaakt uit de handen van de duivel en de zonden, om je handen te leggen in Zijn handen. Dat is zonder meer een wonder van genade: Je mag met je zwakke en schuldige handen naar Christus gaan. Je kunt niet anders. Je wilt niet anders, dan je eigen handen leggen in die handen van Jezus Christus. Zó – en niet anders – worden je zwakke handen sterk!!
“Nu dan, sterk mijn handen”.
Dit gebed blijft nodig, ook als je in Christus gelooft en je enige houvast bij Hem en in Hem vindt. Niet één keer, maar telkens weer vinden die twee elkaar: de handen van Christus en je eigen handen. Dat betekent voor ons: “HERE, maak mijn handen, die zo vaak de zonden en de verleidingen vasthouden, los. Neem mij in Uw dienst, steeds weer, sterk mijn handen door Uw handen. Dan weet ik, dat mijn leven en arbeid het zin heeft, van betekenis is in Uw dienst. Mijn werk, hier en nu, wat voor werk dat ook is, als ambtsdrager of gemeentelid, als moeder en vader of als alleenstaande, het is niet tevergeefs! Alles wat gedaan wordt uit liefde tot Christus, dat blijft bestaan.”
“Nu dan, sterk mijn handen”.
Broeder Jongkind, broeders van de kerkenraad, laat dit uw gebed zijn en blijven. Dat is tot heil voor uw persoonlijk leven en niet in het minst voor de gemeente Brandwijk. Dat werkt opbouwend en samenbindend. Bovenal de Naam van de drie-enige God wordt geëerd en geprezen! Als je op het verband van de tekst let, dan geldt dit gebed in de eerste plaats allen die in het ambt staan.
Ik mag het zó wel toepassen: broeder Jongkind, je bent – vijf en twintig jaar geleden – als ambtsdrager, geroepen en bevestigd, om hier in Brandwijk het geestelijk Jeruzalem te bouwen. En… daar mag je opnieuw mee doorgaan. En als je een inspectietocht houdt door de gemeente – zoals Nehemia doet – dan zul je ook wel eens schrikken van de ruïnes. Als je op de bezoeken in de gemeente een nauwkeurig onderzoekt in stelt, hoe het met de opbouw van het Koninkrijk van Jezus Christus staat, dan ontdek je – naast veel goede, opbouwende elementen – die vergeten we niet!! – ook nog al wat bouwvallen. Je kent de gemeente, als geen ander. Is ook hier niet veel uiterlijke godsdienst? En de afval van God en Zijn dienst gaat ook hier in Brandwijk door. Er kan zo’n grote onverschilligheid zijn. Je zult ongetwijfeld op je onderzoeksreis door de gemeente ook worden tegengehouden, door gemeenteleden, die de gezonde bijbelse verkondiging van zonde en genade niet meer verdragen, ook vaak omdat ze de inhoud van deze woorden niet meer kennen. Voor sommigen is het evangelie van Gods genade in Christus te ruim, voor anderen veel te bekrompen. Maar… voor beide groepen is het evangelie een ergernis, en geen kracht van God tot zaligheid.
Beste vriend en broeder, denk nu niet, dat alle arbeid in het Koninkrijk van Christus tevergeefs is geweest of zal zijn. En. je mag je handen niet werkeloos in de schoot leggen. Gelukkig kun je dat niet en zul je ook niet doen. Daar ken ik je veel te goed voor. Het geloof in Christus maakt je zwakke handen sterk. Neen, je bent geen struisvogel, die het gevaar waarin de gemeente verkeert, niet wilt zien. Er ís gevaar, er zijn zorgen, dat het ware geloof in Christus weinig – te weinig – toeneemt. Je ziet de geestelijke nood, de droevige zonden, die het leven uit het geloof in Christus ondermijnen, stuk maken. Je ziet het. En. daarom ga je aan het werk. Samen met de andere ambtsdragers en niet – ambtsdragers, mag je ook in de toekomst opnieuw afbreken en opbouwen. Daartoe heeft de HERE je geroepen en roept Hij je bij deze mijlpaal opnieuw.
Maar…ik kan me zo goed indenken, dat je vandaag – bij alle dankbaarheid voor al deze goede jaren – ook ervaart, dat je handen te zwak en te slap zijn, om deze roeping opnieuw te volgen en te volbrengen. De taak, die de HERE – vooral ook onze tijd – opnieuw op je schouders legt is zwaar. Misschien denk je wel eens: te zwaar. Zo kom je – na 25 jaar – opnieuw bij de HERE: in mij is geen kracht, en daarom:
“Nu dan, sterk mijn handen!”.
De HERE zet je opnieuw aan het werk, om de gemeente te bouwen. En de HERE zal je Zijn kracht doen ervaren en je arbeid zegenen. In dat vaste vertrouwen ga je opnieuw aan het werk. En de HERE beschaamt dit vertrouwen niet. Dan blijft er vandaag alleen de verwondering: wie ben ik, dat ik dit al die jaren heb mogen doen en dat ik het nog mag doen, dat ík en je kent je zelf – dat ik een medearbeider van Christus heb mogen zijn en nog ben.
Broeder en vriend, de Here wil je gebruiken in Zijn dienst, tot opbouw en uitbreiding van Zijn Koninkrijk. De HERE déed, en dóet en zál wonderen doen van geloof en bekering, ook in Brandwijk, die een gemeente van Christus is, door jouw handen, die door de doorboorde en zegenende handen van Christus worden gesterkt.
God van de hemel zal het doen gelukken en wij, zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen. De muren van Jeruzalem worden elke dag een stukje hoger. Langzaam verrijst de stad, door de trouwe arbeid van de Joden, die aan de oproep van Nehemia gehoor geven. Elke dag neemt de gemeente van Christus toe, als wij maar getrouw zijn en blijven in de arbeid, waartoe de HERE ons roept. Toch moeten wij op tegenstand rekenen. Nehemia krijgt bij het bouwen van Jeruzalem veel tegenwerking van Samballat en Tobia. Ze beginnen met spotten. Ze maken het werk van Nehemia en de getrouwe Joden belachelijk. Hoe kunnen deze ongeschoolde mensen en dan nog zo’n handjevol – de stad herbouwen. Dwaasheid. Dat redden ze nooit. Maar dat spotten werkt niets uit. Eerder het tegendeel. De arbeiders aan de muur gaan nog harder werken. Dan maken de vijanden van de Joden plannen om die werkers aan te vallen om hen te kunnen doden. Nehemia wordt tijdig gewaarschuwd. Hij wapent zijn mannen. Ze komen met troffel en zwaard naar het werk. In de ene hand de troffel om te bouwen en de andere hand is het zwaard om zich te verdedigen. Zó wordt Jeruzalem herbouwd.
Je moet er op rekenen, broeder Jongkind, dat je ambtelijke werk belachelijk wordt gemaakt. Je zou niet goed geschoold zijn voor deze moderne tijd. En je bent met te weinig mensen, dat je werken zoden aan de dijk kan zetten. En als dit spotten en belachelijk maken je kerkenraad en jezelf aanzet nog ijveriger te zijn in de dienst van Christus, dan wordt de tegenstand feller. Ónze wapens in deze strijd zijn alléen het Woord van God én ons bidden:
“HERE, sterk mijn handen”.
Broeders van de kerkenraad en gemeente van Brandwijk, graag en van harte doe ik een beroep op u allen, om dit met uw predikant mee te bidden. Daarbij mogen we samen op de beloften van de HERE pleiten. Luther zegt – na een nacht van bidden voor zijn gemeente – op zijn kernachtige manier: ik heb de HERE een zak vol beloften voor Zijn deur gezet. Gemeente, dat mogen wij ook doen. De HERE vervult Zijn beloften op ons gebed. Nog eens, gemeente, wilt u dit gebed overnemen en meebidden met uw predikant en met de broeders van uw kerkenraad, voor de opbouw en de uitbreiding van het Koninkrijk van Jezus Christus, ook hier in deze uw gemeente, maar dan ook voor je persoonlijk leven: om als moeder en vader, je kinderen voor te gaan en op te voeden, zoals je bij de doop hebt beloofd.
“Nu dan sterk mijn handen”, om als ouderen én jongeren je leven in te zetten voor Koning Jezus en te strijden tegen alle zondige verleidingen, om in woord en daad U, HERE, en mijn naasten dichtbij en ver weg, werkelijk lief te hebben.
De HERE zal horen. Hij laat niet varen de werken van Zijn handen. En zo kunnen wij – met door de HERE gesterkte handen – onze roeping als ambtsdrager, en als gemeentelid volbrengen.
Hij die ons roept is getrouw, die het ook doen zal.
Here, neem mijn handen,
Maak ze sterk,
Door Uw liefde,
Tot Uw werk!
Amen.
P.J.Bos,
Vriezenveen.
Liturgie
Jubileumdienst Ds Jongkind
Brandwijk, zaterdagmiddag 15 mei 2004.
VOTUM EN GROET.
ZINGEN: psalm 108 : 1
GELOOFSBELIJDENIS.
ZINGEN: psalm 75: 1 en 2.
GEBED, om de leiding van de Heilige Geest.
SCHRIFTLEZING: 1 Timotheus 4: 9 – 16.
TEKST VOOR PREEK : Nehemia 6 : 9a.
ZINGEN: psalm 63: 2 en 3.
PREEK.
ZINGEN: psalm 57: 5
DANKGEBED EN VOORBEDEN.
ZINGEN: psalm 147 : 6.
ZEGEN.
DE HERE ZEGENE EN BEHOEDE U.
DE HERE DOE ZIJN AANGEZICHT OVER U LICHTEN, EN ZIJ U GENADIG.
DE HERE VERHEFFE ZIJN AANGEZICHT OVER U EN GEVE U VREDE.
AMEN.
TOESPRAKEN.