Veergeld. Vorige week werden we uitgenodigd voor een etentje in een restaurant bij de Lek. Een mooi plekje met uitzicht op de Schoonhovense pont die heen en weer voer. Ik moest toen aan het volgende verhaal denken: Eind vorige eeuw werd bij opgravingen in Griekenland een mummie gevonden. Het bijzondere van deze mummie was dat hij een gouden muntstuk in zijn hand had. Vroeger geloofde elke Griek dat je na de dood zou komen aan een brede doodsrivier. Aan de overkant van deze rivier lag het land van eeuwige vrede en rust. Maar… daar kwam je niet zomaar. Je kwam er alleen als de veerman je met zijn bootje over de doodsrivier wilde zetten. En daarvoor moest je betalen. Deze Griek dacht de zekerheid te hebben dat hij er zou komen. Hij had het veergeld bij zich. Vandaag de dag zijn er nog veel mensen die nadenken over de dood. Sommigen zeggen: Met de dood is het gewoon uit. Je leven komt tot voltooiing. Er zijn ook anderen mensen die bezig zijn met de dood en het leven daarna. Zij zeggen: Ik heb altijd goed geleefd. Heb iedereen het zijne gegeven. Fatsoen, goede daden, religieus besef, van alles nemen ze mee als een soort veergeld voor de overtocht. En een christen dan? Ook een christen gelooft in een leven na dit leven, eeuwig in Gods Vaderhuis. Ook hij is ervan overtuigd dat je daar niet zomaar komt. Ook al is er geen rivier, het is toch iets dat hem of haar tot nadenken stemt. Soms zelfs angstig maakt. De dood is een vijand. Als we op ons zelf zien, kan het niet. Maar doorslaggevend in het christelijk geloof, met het oog op de dood en het leven daarna, is het verlossend werk van de Heere Jezus. Hij voor mij. Door Zijn volbrachte werk hoeft een gelovige geen veergeld mee te nemen. De overtocht is verzekerd. Hij mag komen met lege handen. Soms kan het je aanvliegen: eens moet ik sterven. Weet dan: ik hoef niet te betalen. Hij heeft voor mij betaald. Met Zijn leven! Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad